Op 17 juni 2020 stuurde de staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel excessief lenen naar de Tweede Kamer. Hieronder bespreken wij dit wetsvoorstel en komen ook met enkele aandachtspunten, waaronder de kind-regeling. Aan een aantal bijzondere elementen zoals internationale aspecten besteden wij nu geen aandacht.

ACHTERGROND

Wanneer een vennootschap dividend uitkeert aan haar aandeelhouders en die aandeelhouders houden meer dan 5% van de aandelen (de zogenoemde AB-houder), dan is dat dividend belast in box 2 met 26,25% inkomstenbelasting (tarief 2020). Het valt te verwachten dat dit tarief stijgt naar 26,9% in 2021.

Een AB-houder kan ook loon uitkeren. In dat geval is hij over de uitkering van loon inkomstenbelasting verschuldigd oplopend tot 49,5%.

Daarom lenen veel AB-houders van hun BV. Een oud spreekwoord zegt dat je van aflossen van schulden niet armer wordt. Andersom, de opname van een schuld maakt je niet rijker. Het opnemen van een lening is dus geen inkomen en tot op heden niet (onmiddellijk) belast. In technische zin betekent dit dat over de opname van een lening tot op heden geen belasting is verschuldigd.

De regering beschouwt lenen van de eigen BV als een vorm van belastingontwijking en is van mening dat het lenen van de eigen BV de belastingheffing over aanmerkelijk belang inkomen uitstelt of mogelijk afstelt. Op het moment dat geld feitelijk wordt overgeboekt naar de AB-houder wordt namelijk geen belasting betaald. Door de aflossing uit te stellen, kan ook de belastingheffing worden uitgesteld.

KERN WETSVOORSTEL

Volgens het wetsvoorstel wordt de AB-houder die meer dan € 500.000 leent van zijn BV, belast in de inkomstenbelasting voor zover de lening groter is dan € 500.000. De grens van € 500.000 is arbitrair gekozen en kan dus nog wijzigen.

Het wetsvoorstel zal ingaan op 1 januari 2023 waarbij de toetsing steeds plaatsvindt op 31 december van het belastingjaar. De AB-houder heeft dus tot 31 december 2023 om zich hierop voor te bereiden.

Voorbeeld: AB-houder heeft op 31 december 2023 een schuld van € 650.000 bij zijn BV. Hij wordt dan voor € 150.000 (€ 650.000 minus € 500.000) betrokken in de belastingheffing. Het bedrag van € 150.000 wordt aangeduid als het bovenmatig deel van de schuld en hierover moet in 2023 26,9% oftewel € 40.350 worden afgerekend met de Belastingdienst.

Om dubbele belastingheffing te voorkomen, wordt een jaar later dit bedrag niet nogmaals in de heffing betrokken. Alleen als de schuld in 2024 en later verder toeneemt, zal over de verdere toename in het jaar van de toename moeten worden afgerekend.

Omdat ook leningen die zijn opgenomen voordat deze wet van kracht wordt onder het wetsvoorstel vallen, is feitelijk sprake van belastingheffing met terugwerkende kracht.

De regeling geldt voor de aanmerkelijk belanghouder en zijn partner. Voor hen geldt éénmaal de grens van € 150.000. Indien de partners gezamenlijk aangifte doen, dan kunnen zij het inkomen verdelen over beide partners naar keuze.

De regeling geldt in beginsel per vennootschap waar de AB-houder een aanmerkelijk belang in heeft. Dat betekent dat ingeval van een holding en werkmaatschappij toch de schulden moet worden opgeteld omdat de AB-houder ook in de werkmaatschappij een aanmerkelijk belang houdt.

De AB-houder moet alle schulden van hem en zijn partner bij elkaar tellen.

KINDER-REGELING

De regeling geldt ook voor (schoon)kinderen en (schoon)ouders. In juridische zin wordt gesproken over bloed- en aanverwanten in rechte lijn. De schulden van deze groep worden toegerekend aan de AB-houder indien de schuld per kind hoger is dan € 500.000.

De schulden die het kind heeft aan alle vennootschappen waarin AB-houder een aanmerkelijk belang houdt moeten worden samengesteld. Deze samenstelling geldt dus per AB-houder. Dus kan een kind in beginsel € 500.000 lenen van de vennootschap waarin zijn moeder een aanmerkelijk belang houdt en daarnaast nog een € 500.000 van de vennootschap waarin zijn oma een aanmerkelijk belang heeft.

Op grond van de letterlijke wettekst komt Cervus tot de conclusie dat de regeling niet ziet op schulden van de ongehuwde (fiscaal) partner van kinderen van de AB-houder.

Voorbeeld: AB-houder houdt alle aandelen in BV die € 700.000 uitleent aan de partner van een van zijn kinderen. Zolang de partner en het kind niet zijn gehuwd is de regeling niet van toepassing. Indien het kind en de partner wel zijn gehuwd, moet de AB-houder € 200.000 (€ 700.000 minus   € 500.000) tot zijn inkomen rekenen.

Het bovenmatige deel van de schuld wordt als inkomen in aanmerking genomen bij de AB-houder en dus niet bij de schuldeiser.

De eerste versie van het wetsvoorstel kon zo gelezen worden dat de kind-regeling vaker dan eenmaal kon worden toegepast. Dit houdt in dat een kind tot € 500.000 zou kunnen lenen van iedere vennootschap waarin een van zijn ouders een aanmerkelijk belang heeft. Dit is in de huidige versie ondervangen zodat ook voor kinderen geldt dat ook zij hun schulden moeten optellen voor alle vennootschappen waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft.

Dit neemt dus niet weg dat een kleinkind tot € 500.000 kan lenen van een vennootschap waarvan alle aandelen in handen zijn van zijn ouders en tot € 500.000 kan lenen van een vennootschap waarvan alle aandelen in handen zijn van zijn grootouders.

Zouden de ouders een aanmerkelijk belang verkrijgen in de vennootschap van grootouders, dan wordt de grens van € 500.000 wel overschreden.

UITZONDERING EIGEN WONING

Een lening wordt niet geraakt door dit wetsvoorstel als de lening kwalificeert als een eigenwoningschuld voor de schuldenaar.

De eigenwoningschuld is het deel van de lening waarover de schuldenaar rente mag aftrekken. Dan moet de lening wel aan een aantal voorwaarden voldoen zoals tenminste aflossing volgens annuïtair schema, maximale looptijd dertig jaar en gebruikt voor financiering van de eigen woning. Deze voorwaarden zijn niet van toepassing op een op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld.

Dit is alleen een lening die betrekking heeft op de eigen woning, bijvoorbeeld om de woning aan te kopen, te verbeteren of te onderhouden.

Indien de lening is aangegaan op of na 1 januari 2022, dan geldt als aanvullend vereiste dat de vennootschap een recht van hypotheek krijgt tot zekerheid dat de schuldenaar zijn schulden zal kunnen aflossen.

AFSLUITING

Dit wetsvoorstel kent een lange voorgeschiedenis en gaat nu naar de Tweede Kamer. Voordat het als wet is aangenomen kunnen nog wijzigingen worden aangebracht. Desondanks is het verstandig om nu uw eigen situatie te onderzoeken.

Een conclusie kunnen we inmiddels trekken. Door dit wetsvoorstel zal het belastingstelsel (nog) meer complex worden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw Cervus adviseur.

Cervus Belastingadvies
Jan Willem Reilink
Maria Klaassen

Delen: